Bewijs ontucht op basis van 2 verklaringen slachtoffers en getuige van horen zeggen
Verdachte is veroordeeld wegens het plegen van ontucht met zijn (stief)dochters. Middelen stellen dat de tot bewijs gebezigde verklaringen van beide aangeefsters onvoldoende steun vinden in het overige bewijsmateriaal. De Hoge Raad gaat hier echter niet in mee, nu het Hof ten aanzien van deze feiten niet onbegrijpelijk heeft vastgesteld dat de verklaringen van aangeefsters elkaar over en weer ondersteunen wat betreft de aard van de ontuchtige handelingen gepleegd door verdachte en de wijze waarop die handelingen in de woning van verdachte plaatsvonden. Daarnaast heeft het Hof in de bewijsvoering tevens de verklaring van een getuige, aan wie een van de aangeefsters haar verhaal heeft gedaan, betrokken (Hoge Raad, 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1216).
HR: voldoende bewijs ontucht
In het onderhavige geval kan niet worden gezegd dat de tot bewijs gebezigde verklaringen van aangeefster A met betrekking tot feit 1 en aangeefster B met betrekking tot feit 2 en feit 3 onvoldoende steun vinden in het overige bewijsmateriaal, in aanmerking genomen dat het Hof ten aanzien van deze feiten niet onbegrijpelijk heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefsters elkaar over en weer ondersteunen wat betreft de aard van de ontuchtige handelingen gepleegd door de verdachte en de wijze waarop die handelingen in de woning van de verdachte plaatsvonden terwijl het Hof in de bewijsvoering tevens heeft betrokken de verklaring van de getuige. Anders dan in het tweede en het derde middel wordt betoogd, is van schending van art. 342, tweede lid, Sv geen sprake. De bewezenverklaringen zijn voldoende naar de eis der wet met redenen omkleed.
< Terug naar Meer informatie "bewijsminimum"