Schakelbewijs via modus operandi hoeft niet te worden gesteund op een bewezenverklaard feit
De opvatting dat bij de bewijsvoering slechts van schakelbewijs kan worden gebruik gemaakt indien de aan dat bewijs ontleende modus operandi steunt op de aan meer dan één ander bewezenverklaard feit ten grondslag gelegde bewijsmiddelen vindt geen steun in het recht (HR 6 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2024).
Toelichting A-G:
De redengevendheid van de modus operandi van de verdachte is voor het bewijs van een ander feit afhankelijk van de specificiteit ofwel typerendheid van de modus operandi en niet van het aantal (bewezen) feiten waaraan die modus operandi zijn ontleend. Hoe specifieker en typerender de modus operandi is, hoe kleiner immers de kans dat een ander dan de verdachte soortgelijk heeft gehandeld en des te minder relevant het is om meer dan één ander, soortgelijk feit voorhanden te hebben voor de vaststelling van die modus operandi. Dat neemt niet weg dat een veelvoud aan soortgelijke feiten een bepaalde een verdachte typerende modus operandi natuurlijk wel aannemelijker kán maken. Maar een ‘repeterend (gedrags)patroon’ kan ook ontleend worden aan het betreffende feit en aan één ander soortgelijk feit – waarvan vaststaat dat het is gepleegd door de verdachte – tezamen.
Zie ook: ECLI:NL:HR:2017:3118
< Terug naar Schakelbewijs