Vorderen gegevens bij financieel dienstverlener
Ondanks dat de Wet bevoegdheden vorderen gegevens (artt. 126nc/126uc–126nh/126uh Sv) (Stb. 2005, 390) in de plaats is gekomen van de Wet vorderen gegevens financiële sector (Stb. 2004, 109) blijft hetgeen in de wetsgeschiedenis van de Wet vorderen gegevens financiële sector aan de orde is gekomen geheel van toepassing op de vorderingen die op grond van de artt. 126nc/126uc–126nf/126uf Sv worden gericht aan de financiële dienstverleners. Ten aanzien van de vorderingen die gericht worden aan financiële dienstverleners blijven dan ook de afspraken gelden die mede op basis van de Wet vorderen gegevens financiële sector zijn gemaakt tussen justitie en de financiële dienstverleners omtrent de ingevolge die wet uit te voeren gegevensverstrekkingen en de in verband daarmee te vergoeden kosten.
Financiële dienstverleners zijn aanbieders van een financieel product of financiële dienst zoals gedefinieerd in de Wet op het financieel toezicht (Stb. 2006, 475). Daarmee valt het in deze aanwijzing gehanteerde begrip financiële dienstverlener niet geheel samen met de in deze wet gehanteerde definitie. Onder financiële dienstverleners in de zin van deze aanwijzing zijn onder meer begrepen: kredietinstellingen, effecteninstellingen, beleggingsinstellingen, wisselkantoren, verzekeringsbedrijven (waaronder assurantietussenpersonen) en pensioenbedrijven. Het betreft de instellingen die vallen onder het toezicht dat geregeld is in de financiële toezichtwetten (Wet toezicht kredietwezen 1992, Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf). Daarnaast betreft het de instellingen die vallen onder deWet inzake de geldtransactiekantoren, de Pensioen- en Spaarfondsenwet en de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf.
In het geval gegevens worden gevorderd bij financiële dienstverleners zal er, voordat de vordering gegevensverstrekking wordt gedaan, overleg plaats moeten vinden tussen de opsporingsambtenaar en de voor de betrokken financiële dienstverlener opgegeven contactpersoon. In dit overleg zullen afspraken gemaakt moeten worden over de wijze waarop aan de vordering zal worden voldaan en de plaats waar en de termijn waarbinnen de gegevens verstrekt kunnen worden. De betrokken financiële dienstverlener wordt na overleg met de contactpersoon een redelijke termijn gegeven, tenzij het belang van het strafrechtelijk onderzoek eist dat de financiële dienstverlener onverwijld inzage c.q. afgifte (in kopie) van de voorwerpen of gegevens verleent. Indien digitaal te verstrekken, zal de financiële dienstverlener tot wie de vordering is gericht de gevorderde gegevens digitaal aanleveren. Indien de vordering zich uitstrekt tot de originele documenten zal de financiële dienstverlener in de gelegenheid worden gesteld om vooraf van deze documenten kopieën te vervaardigen. De officier van justitie kan bepalen dat, indien het belang van het opsporingsonderzoek zich daartegen verzet, zulks pas zal kunnen geschieden op een zodanig moment dat dit het opsporingsonderzoek niet belemmert.
Indien een vordering verstrekking identificerende gegevens wordt gericht tot een financiële dienstverlener toetst de hulpofficier van justitie of, in geval van bijvoorbeeld een bijzondere opsporingsdienst, de teamleider de voorgenomen vordering op proportionaliteit en subsidiariteit. Hierna wordt de vordering schriftelijk door de hulpofficier van justitie of de teamleider gedaan.