Observaties via door ex-vriendin aan politie gegeven informatie
Er bestaan aanwijzingen dat de politie de ex-vriendin van de verdachte ertoe heeft aangezet bijstand te verlenen aan de opsporing, zonder dat daaraan een bevel van de officier van justitie ten grondslag is gelegd en zonder dat dit in processen-verbaal of mutaties is vastgelegd. Het door het hof opgedragen onderzoek daarnaar is niet grondig geweest en heeft niet tot opheldering geleid. Gedurende dat onderzoek hebben de verantwoordelijken voor politie en justitie zich bijzonder weinig moeite getroost het optreden van de politie in deze zaak te onderzoeken, terwijl het hof meerdere keren op niet mis te verstane wijze het belang van het onderzoek onder de aandacht heeft gebracht en heldere vragen heeft gesteld. Gelet daarop en gelet op het tijdsverloop in deze zaak valt niet te verwachten dat de gang van zaken alsnog verder zal worden opgehelderd (Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 29 januari 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:242).
Overwegingen hof: door ex-vriendin gegevens informatie = observatie
Voorts is het hof van oordeel dat het onderwerp dat aan de orde is geen ondergeschikt punt betreft. Het gaat om schending van de privacy van verdachte. [A] heeft verklaard dat ze aan de politie geluidsopnames van gesprekken met de verdachte, telefoonberichten met hem en (op de dag van de aanhouding) belangrijke observaties heeft doorgegeven. Mede gezien de relatie die zij had ten opzichte van de verdachte – zijn ex-vriendin en de moeder van zijn kind – moet naar het oordeel van het hof worden geconcludeerd dat zodoende een min of meer compleet beeld is verkregen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de verdachte (vgl. HR 13 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9338, NJ 2013/413). Indien wordt uitgegaan van de verklaring van [A] – en voor de juistheid van die verklaring zijn, zoals hiervoor al aan de orde kwam, sterke aanwijzingen aanwezig in het dossier -, dan leidt dat onmiskenbaar tot de conclusie dat artikel 8 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (hierna: EVRM) is geschonden. Immers, uit die verklaring volgt dat de politie actief en sturend op dit particuliere onderzoek van [A] heeft aangedrongen en dat is een zodanig cruciale rol in dat onderzoek dat de inmenging in het persoonlijke leven van de verdachte door [A] heeft te gelden als een inmenging door het openbaar gezag. Het hof wijst in dit verband op de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) van 8 april 2003 in de zaak M.M. tegen Nederland. In die zaak – eveneens “characterised by the police setting up a private individual to collect evidence in a criminal case” – wenste het EHRM niet te accepteren dat “investigating authorities (…) evade their responsabilities under the Convention by the use of private agents”.
< Terug naar Observatie