advocatenstart, Author at Bewijs in strafzaken https://bewijs-in-strafzaken.nl/author/advocatenstart/ Mon, 03 Jan 2022 18:08:19 +0000 nl hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.1.7 Rechterlijke toetsing vereist voor verkeersgegevens en locatiegegegevens ogv Prokuratuurarrest HvJ https://bewijs-in-strafzaken.nl/rechterlijke-toetsing-vereist-voor-verkeersgegevens-en-locatiegegegevens-ogv-prokuratuurarrest-hvj/ https://bewijs-in-strafzaken.nl/rechterlijke-toetsing-vereist-voor-verkeersgegevens-en-locatiegegegevens-ogv-prokuratuurarrest-hvj/#respond Mon, 03 Jan 2022 18:08:19 +0000 https://bewijs-in-strafzaken.nl/?p=1690 Utt het arrest van het HvJ EU H.K. vs Estland (Prokuratuur) (ECLI:EU:C:2021:152, hierna ook: het arrest van het HvJ EU) volgt onder meer dat het voor strafrechtelijke doeleinden verlenen van toegang tot de in het arrest bedoelde communicatiegegevens, te weten verkeers- en locatiegegevens, slechts is toegestaan in het kader van procedures ter bestrijding van zware […]

The post Rechterlijke toetsing vereist voor verkeersgegevens en locatiegegegevens ogv Prokuratuurarrest HvJ appeared first on Bewijs in strafzaken.

]]>

Utt het arrest van het HvJ EU H.K. vs Estland (Prokuratuur) (ECLI:EU:C:2021:152, hierna ook: het arrest van het HvJ EU) volgt onder meer dat het voor strafrechtelijke doeleinden verlenen van toegang tot de in het arrest bedoelde communicatiegegevens, te weten verkeers- en locatiegegevens, slechts is toegestaan in het kader van procedures ter bestrijding van zware criminaliteit en procedures ter voorkoming van ernstige bedreigingen van de openbare veiligheid. Het gaat hier immers om een ernstige inmenging op de grondrechten van artikel 7 en 8 EU-Handvest waarbij uit de opgevraagde persoonsgegevens nauwkeurige conclusies kunnen worden getrokken over de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene.

Aldus moet eerst worden bezien of het opvragen van de betreffende gegevens in de onderhavige zaak plaats vond in het kader van een procedure ter bestrijding van zware criminaliteit. Het hof is van oordeel dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord. De gedane vordering werd gedaan in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar meerdere, omvangrijke winkeldiefstallen in georganiseerd verband en ziet niet alleen op verdenkingen van diefstal en heling maar ook van deelneming aan een criminele organisatie. Dit zijn strafbare feiten waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en die in combinatie met elkaar een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde.

Voorts volgt uit het arrest van het HvJ EU dat het aan de nationale wetgever is om de voorwaarden vast te stellen waaronder de aanbieders van elektronische communicatiediensten aan de bevoegde nationale instanties toegang moeten verlenen tot de persoonsgegevens waarover zij beschikken. Van belang is dat die toegang onderworpen is aan een voorafgaande toetsing door een rechterlijke instantie of een onafhankelijke bestuurlijke entiteit. Gelet op de vereiste onafhankelijkheid, mag de instantie die die toetsing verricht niet betrokken zijn bij de uitvoering van het betrokken strafrechtelijk onderzoek en moet zij neutraal zijn ten opzichte van de partijen in de strafprocedure. Dat is niet het geval bij een Openbaar Ministerie dat de onderzoeksprocedure van een strafrechtelijk onderzoek leidt en in voorkomend geval ook optreedt als openbaar aanklager tijdens de strafprocedure. Een latere toetsing van het besluit van de officier van justitie is niet voldoende om aan het onafhankelijkheidsvereiste te voldoen, omdat de controle door een onafhankelijke autoriteit moet plaatsvinden voorafgaand aan de machtiging (par. 58 van het arrest van het HvJ EU).

Rechtsgevolgen verzuim:

De vraag is welke gevolgen aan een dergelijk verzuim verbonden moeten worden.

In de uitspraak van het Hof Den Haag, 20 juli 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:1588 kwam het hof tot de enkele constatering van het verzuim:

Zoals hiervoor al is overwogen, zijn de bewaarde gegevens weliswaar opgevraagd in overeenstemming met de wettelijke regeling maar is daarbij – achteraf bezien – in strijd gehandeld met het Unierecht. De onrechtmatige toegang tot deze historische verkeers- en locatiegegevens moet worden beschouwd als een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv. Dit verzuim levert een schending op van het in artikel 8 EVRM gegarandeerde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Het is bestendige jurisprudentie dat een dergelijke schending niet zonder meer maakt dat er ook sprake is van een inbreuk op de in artikel 6 EVRM vervatte waarborg van een eerlijk proces.
Naar het oordeel van het hof is de verdediging zowel in eerste als in tweede aanleg in de gelegenheid geweest om doeltreffend commentaar te leveren op de voorhanden bewijsmiddelen, waaronder de betreffende gegevens, en is het recht van hoor en wederhoor geëerbiedigd zodat van een inbreuk op artikel 6 EVRM geen sprake is. Voorts is de inbreuk van de in artikel 8 gewaarborgde privacyrechten niet zo aanzienlijk geweest dat bewijsuitsluiting het enig passend rechtsgevolg is. Niet kan immers worden gezegd dat op grond van de verstrekte historische verkeersgegevens een min of meer compleet beeld van het privéleven van de verdachte is verkregen.
Dit brengt met zich dat het hof zal volstaan met de constatering dat er sprake is van een vormverzuim zonder dat daar een rechtsgevolg aan wordt verbonden.”

In het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden, 28 juni 2021, tECLI:NL:GHARL:2021:6245 kwam het hof tot strafvermindering:
“Het is niet gesteld en ook niet gebleken dat door de onrechtmatige verkrijging van locatie- en verkeersgegevens het recht van verdachte op een eerlijk proces in het geding is. Wel is het recht van verdachte op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer geschonden. Verdachte heeft daarbij geen meer concreet nadeel gesteld, aangezien hij ontkent de gebruiker van de telefoons en simkaarten te zijn geweest. Wat de ernst van het verzuim betreft, overweegt het hof dat het openbaar ministerie in 2019 de geldende voorschriften uit het Wetboek van Strafvordering heeft gevolgd. Verder acht het hof het aannemelijk dat op grond van de concrete gegevens van dit geval, zoals neergelegd in het proces-verbaal van verdenking van 8 augustus 2019, een rechterlijke autoriteit hoogst waarschijnlijk een machtiging zou hebben verleend om de verkeers- en locatiegegevens te vorderen, ook wanneer daarbij zou zijn getoetst aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Nu wel vaststaat dat verdachtes recht op privacy in enige mate is geschonden, mede gelet op het aantal vorderingen en de periode waarop deze zagen, zal het hof, voor zover het tot bewezenverklaring en kwalificatie van de ten laste gelegde feiten komt, het nadeel dat door het verzuim is veroorzaakt betrekken bij de strafoplegging.”

The post Rechterlijke toetsing vereist voor verkeersgegevens en locatiegegegevens ogv Prokuratuurarrest HvJ appeared first on Bewijs in strafzaken.

]]>
https://bewijs-in-strafzaken.nl/rechterlijke-toetsing-vereist-voor-verkeersgegevens-en-locatiegegegevens-ogv-prokuratuurarrest-hvj/feed/ 0
Ontsleutelbevel telefoon https://bewijs-in-strafzaken.nl/ontsleutelbevel-telefoon/ https://bewijs-in-strafzaken.nl/ontsleutelbevel-telefoon/#respond Tue, 12 May 2020 06:08:13 +0000 https://bewijs-in-strafzaken.nl/?p=1675 De vraag is of een verdachte gedwongen kan worden een gegevensdrager te ontsleutelen. Uit de jurisprudentie is af te leiden dat dit probleem vooral bij iPhones, maar tegenwoordig ook bij andere smartphones speelt. In de Wet computercriminaliteit III heeft het ontsleutelbevel voor de verdachte (bij kinderporno- en terrorismezaken) met bij niet-nakoming een gevangenisstraf het niet […]

The post Ontsleutelbevel telefoon appeared first on Bewijs in strafzaken.

]]>
De vraag is of een verdachte gedwongen kan worden een gegevensdrager te ontsleutelen. Uit de jurisprudentie is af te leiden dat dit probleem vooral bij iPhones, maar tegenwoordig ook bij andere smartphones speelt.
In de Wet computercriminaliteit III heeft het ontsleutelbevel voor de verdachte (bij kinderporno- en terrorismezaken) met bij niet-nakoming een gevangenisstraf het niet gehaald. In art. 125k Sv is wel een ontsleutelbevel voor anderen dan de verdachten, zoals systeembeheerders opgenomen (voor zover zij over kennis ter ontsleuteling van de gegevens beschikken).

Het ontsleutelbevel staat in spanning met het nemo teneturbeginsel, zoals kan worden afgeleid van art. 6 EVRM. Bij het gedwongen afgeven van een wachtwoord of pincode moet de verdachte gedwongen een ‘geestesinspanning’ leveren, hetgeen in spanning staat met het nemo-teneturbeginsel, het zwijgrecht en de verklaringsvrijheid.

In de Wet computercriminaliteit III heeft het ontsleutelbevel voor de verdachte (bij kinderporno- en terrorismezaken) met bij niet-nakoming een gevangenisstraf het niet gehaald. Het ontsleutelbevel staat in spanning met het nemo teneturbeginsel, zoals kan worden afgeleid van art. 6 EVRM. Bij het gedwongen afgeven van een wachtwoord of pincode moet de verdachte gedwongen een ‘geestesinspanning’ leveren, hetgeen in spanning staat met het nemo-teneturbeginsel, het zwijgrecht en de verklaringsvrijheid.  o.a. A. Bood, ‘Geef ze een vinger …’, NJB 2018/1880, afl. 36, p. 2744-2748, D.A.G. van Toor, ‘Het gedwongen ontgrendelen van een smartphone in het licht van het nemo-teneturbeginsel’, NJB 2019/317.)

In de jurisprudentie zien we verschillende zaken hierover:

  • Rb. Noord-Holland 28 februari 2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:1568, Computerrecht 2019/94, m.nt. D.A.G. van Toor.
  •  De discussie leidt zeer wel mogelijk tot een arrest van de Hoge Raad (gedwongen afgeven pincode)

 

The post Ontsleutelbevel telefoon appeared first on Bewijs in strafzaken.

]]>
https://bewijs-in-strafzaken.nl/ontsleutelbevel-telefoon/feed/ 0
Bewijsuitsluiting na stopzetten AVR tijdens verhoren https://bewijs-in-strafzaken.nl/bewijsuitsluiting-na-stopzetten-avr-tijdens-verhoren/ https://bewijs-in-strafzaken.nl/bewijsuitsluiting-na-stopzetten-avr-tijdens-verhoren/#respond Tue, 04 Jun 2019 06:39:20 +0000 https://bewijs-in-strafzaken.nl/?p=1667 Na het beluisteren van de geluidsbanden van de verhoren van aangever [slachtoffer 1] is de verdediging gebleken dat er zeer grote verschillen bestaan tussen hetgeen op die geluidsbanden te horen is en de schriftelijke weergave van zijn verklaringen die in het procesdossier zijn opgenomen. Daarmee is sprake van een schending van de verbaliseringsplicht zoals bedoeld […]

The post Bewijsuitsluiting na stopzetten AVR tijdens verhoren appeared first on Bewijs in strafzaken.

]]>

Na het beluisteren van de geluidsbanden van de verhoren van aangever [slachtoffer 1] is de verdediging gebleken dat er zeer grote verschillen bestaan tussen hetgeen op die geluidsbanden te horen is en de schriftelijke weergave van zijn verklaringen die in het procesdossier zijn opgenomen. Daarmee is sprake van een schending van de verbaliseringsplicht zoals bedoeld in artikel 152 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv). Daar komt bij dat is gebleken dat de opnameapparatuur meerdere keren tijdens het afnemen van de verhoren is stilgezet. De reden hiervoor is evenmin geverbaliseerd. Eerst tijdens het verhoor van de betrokken verbalisanten bij de rechter-commissaris, op verzoek van de verdediging, is hierover uitleg gegeven (Rb Noord Nederland, 23 april 2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:1676)

Standpunt verdediging

Het gaat in beide gevallen om onherstelbare vormverzuimen in het vooronderzoek, als gevolg waarvan de verdediging ernstig nadeel heeft geleden. De schriftelijke weergave van de verklaringen van [slachtoffer 1] is evident onbetrouwbaar en door het stopzetten van de opnameapparatuur valt achteraf bovendien niet meer te controleren hoe de gang van zaken rond de verhoren is geweest. Blijkens de verklaring van de betrokken verbalisanten bij de rechter-commissaris is in de pauzes onder meer getracht om lijn te brengen in de chronologie van de gebeurtenissen waarover [slachtoffer 1] heeft verklaard. Hierdoor kan worden aangenomen dat [slachtoffer 1] door verbalisanten is geholpen bij het vormgeven van zijn verklaring. Op die manier is het onderzoek gebaseerd op een verklaring van [slachtoffer 1] die niet de zijne is.

Het nadeel dat de verdediging geleden heeft is niet gecompenseerd door het horen van de betrokken verbalisanten of van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris. In de eerste plaats heeft [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris verklaringen afgelegd die apert in strijd zijn met hetgeen in werkelijkheid tijdens en rond de verhoren is gebeurd, bijvoorbeeld door te verklaren dat hij al zijn bij de politie afgelegde verklaringen op één dag heeft getekend. Daarnaast valt niet meer na te gaan of en in hoeverre zijn later afgelegde verklaringen beïnvloed zijn door de (gestuurde) verklaringen die hij bij de politie heeft afgelegd. Wat daar is gebeurd valt immers niet meer weg te nemen uit zijn geheugen.

Aldus is tijdens het vooronderzoek door de politie gehandeld met grove veronachtzaming van de belangen van de verdediging en in strijd met de beginselen van een eerlijk proces, zoals bedoeld in artikel 6 van het Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (verder: EVRM). Dit dient in de visie van de verdediging te leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging.

Onherstelbaar vormverzuim

Indien binnen de door artikel 359a Sv bepaalde grenzen sprake is van een vormverzuim dat niet meer kan worden hersteld en de rechtsgevolgen daarvan niet uit de wet blijken, moet de rechter beoordelen of aan dat vormverzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt. Het ‘voorbereidend onderzoek’ genoemd in artikel 359a Sv heeft uitsluitend betrekking op het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte ter zake het aan hem ten laste gelegde feit.

Bij voornoemde beoordeling dient de rechter rekening te houden met de in het tweede lid van artikel 359a Sv genoemde factoren. Het rechtsgevolg zal immers door deze factoren moeten worden gerechtvaardigd. De eerste factor is ‘het belang dat het geschonden voorschrift dient’. Daarbij verdient opmerking dat het belang van de verdachte dat het gepleegde feit niet wordt ontdekt, niet kan worden aangemerkt als een rechtens te respecteren belang, zodat een eventuele schending van dit belang als gevolg van een vormverzuim niet een nadeel oplevert als bedoeld in artikel 359a, tweede lid, Sv. Opmerking verdient tevens dat indien het niet de verdachte is die door de niet-naleving van het voorschrift is getroffen in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen, in de te berechten zaak als regel geen rechtsgevolg zal behoeven te worden verbonden aan het verzuim. De tweede factor is ‘de ernst van het verzuim’. Bij de beoordeling daarvan zijn de omstandigheden van belang, waaronder het verzuim is begaan. Daarbij kan ook de mate van verwijtbaarheid van het verzuim een rol spelen. De derde factor is ‘het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt’. Bij de beoordeling daarvan is onder meer van belang of en in hoeverre de verdachte door het verzuim daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad.

Voor niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. In uitzonderlijke situaties is niet-ontvankelijkheid als rechtsgevolg op overheidsoptreden ook mogelijk wanneer het gaat om handelen in strijd met de grondslagen van het strafproces, waardoor het wettelijk systeem in de kern wordt geraakt.

Verzuim en nadeel

De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 1] op 15 november 2016 aangifte heeft gedaan van onder meer afpersing in vereniging gepleegd. Dit betreft een feit waarop een maximale gevangenisstraf van 12 jaren staat. Om die reden is de AVR, zoals deze in 2016 gold, op onderhavige zaak van toepassing en hadden alle verhoren van verdachten en getuigen integraal auditief vastgelegd dienen te worden. Indien van de AVR wordt afgeweken, dient dit te geschieden met toestemming van de officier van justitie en met redenen omkleed in het proces-verbaal te worden opgenomen.

Uit de inhoud van de AVR blijkt dat de achtergrond van deze aanwijzing vooral gelegen is in het belang van de waarheidsvinding; de auditieve registratie is een hulpmiddel ten behoeve van de toetsbaarheid van de verhoren in een latere fase van het strafproces.

De rechtbank stelt vast dat de verschillende verhoren van [slachtoffer 1] in beginsel conform de AVR opgenomen zijn, maar ook dat de opnames tussentijds meermalen zijn stopgezet en derhalve niet integraal auditief zijn opgenomen. In zoverre is er afgeweken van de AVR. Dat er is afgeweken van de AVR en waarom dit is gebeurd, is bovendien niet opgenomen in het proces-verbaal van aangifte, noch in de aanvullende processen-verbaal van verhoor van aangever. Eerst op een later moment, nadat de verdediging had opgemerkt dat er hiaten zaten in de geluidsopnames, is daar door de betrokken verbalisanten een verklaring over afgelegd.

In zoverre is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv.

De rechtbank dient hierbij, zoals hiervoor is overwogen, in ogenschouw te nemen welk nadeel het zojuist geschetste vormverzuim voor verdachte heeft veroorzaakt en of hij daarbij daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad.

In het licht van de doelstelling van de AVR is naar het oordeel van de rechtbank duidelijk dat verdachte nadeel heeft ondervonden van de gang van zaken met betrekking tot de registratie van de verhoren van [slachtoffer 1] . Wat er exact is besproken tussen de verhorende verbalisanten en [slachtoffer 1] op het moment dat de opnameapparatuur was stilgezet, valt niet meer te achterhalen. Uit de verklaringen van de betrokken verbalisanten bij de rechter-commissaris volgt in ieder geval wel dat er in meer of mindere mate is gesleuteld aan de verklaringen van [slachtoffer 1] . Of dit zich heeft beperkt tot het in een logische chronologische volgorde zetten van de gebeurtenissen waarover hij heeft verklaard, of dat er ook inhoudelijk over deze gebeurtenissen is gesproken, laat zich niet meer controleren. Dat de verdediging (aanzienlijk) nadeel heeft ondervonden van de gang van zaken geldt temeer nu de verdediging aan de hand van concrete passages heeft aangetoond dat de oorspronkelijk in het dossier gevoegde schriftelijke weergaves van de verhoren van [slachtoffer 1] op belangrijke punten afwijken van hetgeen blijkens de auditieve registratie in werkelijkheid door hem is verklaard.

Verbaliseringsplicht

De rechtbank constateert verder dat het feit dat bij de verhoren van [slachtoffer 1] is afgeweken van de voorschriften van de AVR niet staat vermeld in het proces-verbaal van aangifte, noch in één van de andere processen-verbaal waarin verklaringen van [slachtoffer 1] zijn opgenomen. Eerst nadat de verdediging vraagtekens had gezet bij de juistheid van de schriftelijke weergave van diens verklaringen en kennis had kunnen nemen van de geluidsbanden, is komen vast te staan dat van de AVR was afgeweken. Deze gang van zaken acht de rechtbank in strijd met de verbaliseringsplicht ex artikel 152 Sv, dat voorschrijft dat zo spoedig mogelijk proces-verbaal wordt opgemaakt van hetgeen tot opsporing is verricht of bevonden en waarvan het belang is dat de rechtmatigheid daarvan kan worden getoetst en de rechter zich een oordeel kan vormen over de betrouwbaarheid van de resultaten daarvan. Die mogelijkheid is zowel de verdediging als de rechtbank in eerste instantie onthouden en het is slechts aan de vasthoudendheid van de verdediging te danken dat er uiteindelijk wel verantwoording over de auditieve registraties is afgelegd.

Geen niet-ontvankelijkheid, wel bewijsuitsluiting

Naar het oordeel van de rechtbank is niet is komen vast te staan dat doelbewust is getracht de verdediging en de rechtbank te misleiden. Veeleer lijkt één en ander te zijn voortgekomen uit een combinatie van omstandigheden die een negatieve invloed hebben gehad op de kwaliteit van het politiewerk in deze zaak, waaronder de verwevenheid van de onderhavige strafzaak met andere onderzoeken naar mogelijke strafbare feiten binnen de motorclub No Surrender, in het bijzonder die naar de aangifte van een ander slachtoffer van afpersing en de druk die (mede daardoor) op het onderzoek is komen te liggen. Naar het oordeel van de rechtbank is wel gehandeld met grove veronachtzaming van de belangen van de verdediging. De geconstateerde verzuimen raken immers direct aan één van de fundamentele taken van de verdediging, namelijk de mogelijkheid om het optreden van de opsporingsambtenaren op juistheid en volledigheid te kunnen controleren. Zoals al aangegeven, zijn deze verzuimen alleen door het optreden van de verdediging uiteindelijk boven water gekomen. De rechtbank ziet niettemin geen grond om over te gaan tot niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de vervolging. De rechtbank neemt daarbij enerzijds in aanmerking dat het in deze zaak gaat om zeer ernstige verdenkingen, zodat het maatschappelijk belang bij vervolging zwaar moet meewegen bij de vaststelling van de rechtsgevolgen van het verzuim. Anderzijds kan aan het (evidente) nadeel dat de verdediging heeft geleden ook op minder verstrekkende wijze worden tegemoetgekomen, namelijk door (gedeeltelijke) bewijsuitsluiting.

De rechtbank overweegt met betrekking tot dat laatste dat aan de geverbaliseerde aangifte en verdere verhoren van [slachtoffer 1] door de opsporingsambtenaren zoveel onduidelijkheden en gebreken kleven, dat niet meer van de betrouwbaarheid en juistheid van de inhoud van die verklaringen kan worden uitgegaan. Hoewel deze verklaringen niet rechtstreeks voortvloeien uit de hiervoor geconstateerde onherstelbare vormverzuimen, hebben deze vormverzuimen wel tot gevolg dat de verklaringen die [slachtoffer 1] bij de politie heeft afgelegd niet in volle omvang door de rechtbank kunnen worden getoetst. Om die reden zal de rechtbank de verhoren van [slachtoffer 1] , voor zover door de politie afgenomen, van het bewijs uitsluiten. De verklaringen die [slachtoffer 1] ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd, in het bijzijn van de raadsman, kunnen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel wel voor het bewijs gebruikt worden. Om tegemoet te komen aan het (terechte) verweer van de verdediging dat de inhoud van ook deze verklaringen gekleurd kan zijn geraakt door de eerdere verhoren door de politie, zal de rechtbank deze verklaringen alleen voor het bewijs gebruiken voor zover zij de bevestiging vormen van andere, meer objectieve bewijsmiddelen.

The post Bewijsuitsluiting na stopzetten AVR tijdens verhoren appeared first on Bewijs in strafzaken.

]]>
https://bewijs-in-strafzaken.nl/bewijsuitsluiting-na-stopzetten-avr-tijdens-verhoren/feed/ 0
Herkenning op Facebook is onvoldoende betrouwbaar https://bewijs-in-strafzaken.nl/herkenning-op-facebook-is-onvoldoende-betrouwbaar/ https://bewijs-in-strafzaken.nl/herkenning-op-facebook-is-onvoldoende-betrouwbaar/#respond Thu, 07 Mar 2019 23:28:32 +0000 https://bewijs-in-strafzaken.nl/?p=1664 Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 21 september 2018 een verdachte vrijgesproken van mishandeling (ECLI:NL:GHARL:2018:9375). Het slachtoffer hoorde tijdens het politieonderzoek de naam van de verdachte en heeft deze persoon opgezocht op Facebook. Hij herkende de persoon op de profielfoto als zijnde de persoon die hem had mishandeld. Er waren ook camerabeelden van de mishandeling. Het hof […]

The post Herkenning op Facebook is onvoldoende betrouwbaar appeared first on Bewijs in strafzaken.

]]>
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 21 september 2018 een verdachte vrijgesproken van mishandeling (ECLI:NL:GHARL:2018:9375). Het slachtoffer hoorde tijdens het politieonderzoek de naam van de verdachte en heeft deze persoon opgezocht op Facebook. Hij herkende de persoon op de profielfoto als zijnde de persoon die hem had mishandeld.
Er waren ook camerabeelden van de mishandeling.

Het hof overwoog het volgende:
“dat de herkenning door het slachtoffer van verdachte aan de hand van een enkelvoudige fotoconfrontatie heeft plaatsgevonden, hij herkende verdachte immers op zijn profielfoto op Facebook. Dit betreft naar zijn aard een herkenning die heeft plaatsgevonden onder omstandigheden waarbij de drang om de persoon die hem heeft mishandeld te herkennen groter is, dan bij een meervoudige fotoconfrontatie. Daarnaast draagt de persoon op de profielfoto een petje, alsook de persoon op de camerabeelden die aangever mishandelde. Dit belemmert het waarnemen en vergelijken van specifieke onderscheidende persoonskenmerken, wat des te zwaarder weegt nu aangever verdachte, voor het incident van die avond, niet eerder had gezien.De wijze van totstandkoming van de herkenning door aangever acht het hof, gezien vorenstaande, onvoldoende betrouwbaar.Dit geldt temeer nu de eigen waarneming van het hof aangaande de gelijkenissen tussen het uiterlijk van verdachte op de op Facebook aangetroffen profielfoto en het uiterlijk van de persoon die aangever mishandeld heeft zoals te zien op de beelden welke zich in het dossier bevinden, niet onomstotelijk tot de conclusie leidt dat dit dezelfde persoon is. Derhalve is met onvoldoende zekerheid vast te stellen dat verdachte de persoon was die aangever die avond heeft mishandeld.”

Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning is van belang:

  • de aard van de confrontatie,
  • de kwaliteit van de afbeelding
  • de mate van de zichtbaarheid van de persoonskenmerken
  • de frequentie met welke de waarnemer de persoon op de foto eerder heeft gezien

The post Herkenning op Facebook is onvoldoende betrouwbaar appeared first on Bewijs in strafzaken.

]]>
https://bewijs-in-strafzaken.nl/herkenning-op-facebook-is-onvoldoende-betrouwbaar/feed/ 0
Mededelingen advocaat geen bewijs in strafzaak https://bewijs-in-strafzaken.nl/mededelingen-advocaat-geen-bewijs-in-strafzaak/ https://bewijs-in-strafzaken.nl/mededelingen-advocaat-geen-bewijs-in-strafzaak/#respond Sat, 10 Nov 2018 15:01:38 +0000 https://bewijs-in-strafzaken.nl/?p=1658 In HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1773 bevestigt de Hoge Raad dat de mededelingen van de advocaat niet gebruikt mogen worden voor het bewijs. “In zijn bewijsoverweging heeft Hof geoordeeld dat de verklaring van verdachte een kennelijke leugen was om de waarheid te verhullen, waarbij het heeft betrokken “dat namens verdachte door diens raadsman naar voren is gebracht […]

The post Mededelingen advocaat geen bewijs in strafzaak appeared first on Bewijs in strafzaken.

]]>
In HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1773 bevestigt de Hoge Raad dat de mededelingen van de advocaat niet gebruikt mogen worden voor het bewijs.
“In zijn bewijsoverweging heeft Hof geoordeeld dat de verklaring van verdachte een kennelijke leugen was om de waarheid te verhullen, waarbij het heeft betrokken “dat namens verdachte door diens raadsman naar voren is gebracht dat verdachte hem heeft meegedeeld dat het zijn, verdachtes, eigen aanhangwagen betrof”. Daarin ligt als ’s Hofs rechtsopvatting besloten dat een door raadsman ttz. gedane mededeling kan worden aangemerkt als wettig b.m. a.b.i. art. 339.1 Sv en derhalve voor het bewijs kan worden gebezigd. Die opvatting is onjuist (vgl. ECLI:NL:HR:2016:2649), nog daargelaten dat het oordeel van de rechter, inhoudende dat een verklaring van verdachte kennelijk leugenachtig is en is afgelegd om de waarheid te bemantelen, geen grondslag kan vinden in verklaringen van personen omtrent hetgeen verdachte aan hen heeft medegedeeld (vgl. ECLI:NL:HR:2005:AT2897).”

The post Mededelingen advocaat geen bewijs in strafzaak appeared first on Bewijs in strafzaken.

]]>
https://bewijs-in-strafzaken.nl/mededelingen-advocaat-geen-bewijs-in-strafzaak/feed/ 0
Schakelbewijs bij tasjesroof https://bewijs-in-strafzaken.nl/schakelbewijs-bij-tasjesroof/ https://bewijs-in-strafzaken.nl/schakelbewijs-bij-tasjesroof/#respond Tue, 16 Oct 2018 06:00:56 +0000 https://bewijs-in-strafzaken.nl/?p=1645 Een verdachte van tasjesroof was steeds op de camerabeelden te zien bij de pintransacties. Hij voerde echter als verweer dat hij enkel in opdracht van een ander had gepind en zich niet zelf schuldig had gemaakt aan deze tasjesdiefstal. Dit verweer werd echter door de rechter verworpen. Middels schakelbewijs werd wel bewijs aangenomen voor de […]

The post Schakelbewijs bij tasjesroof appeared first on Bewijs in strafzaken.

]]>
Een verdachte van tasjesroof was steeds op de camerabeelden te zien bij de pintransacties. Hij voerde echter als verweer dat hij enkel in opdracht van een ander had gepind en zich niet zelf schuldig had gemaakt aan deze tasjesdiefstal. Dit verweer werd echter door de rechter verworpen. Middels schakelbewijs werd wel bewijs aangenomen voor de tasjesdiefstallen (Rb Amsterdam. 21 maart 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BX0593).

Beoordelingskader schakelbewijs

Volgens de doctrine en de jurisprudentie van de Hoge Raad is het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs (schakel-, ketting- of ketenbewijs) toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden bewijsmiddelen.

Schakelbewijs: signalement, modus operandi, tijdsbestek en ligging

Voor de redengevendheid van het schakelbewijs wijst de rechtbank op achtereenvolgens het signalement van de dader, de modus operandi, het korte tijdsbestek en de geografische ligging van de plaatsen delict. De rechtbank overweegt als volgt.

Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de berovingen, wijst de rechtbank op het signalement van de dader. Het signalement beschrijft een man van ongeveer 20 jaar oud, van ongeveer tussen 1.75 – 1.85 meter lang. De man droeg volgens verschillende aangeefsters een beige jas tot op de heup, een capuchon en een donkere broek. De rechtbank is van oordeel dat dit signalement aansluit bij de uiterlijke kenmerken van de persoon en de kleding van verdachte toen hij werd aangehouden. Met betrekking tot zijn lengte heeft verdachte verklaard dat deze 1.83 meter bedraagt. Bovendien heeft verdachte zichzelf herkend op de foto op pagina 102 van het dossier, waar hij kleding draagt die op essentiële punten overeenkomt met het signalement. Ook heeft verdachte ten aanzien van de feiten 2 en 3 bekend dat hij degene is die pinnend op de camerabeelden te zien is. Ook hier is een treffende gelijkenis tussen de persoons- en kledingkenmerken van verdachte en het signalement te zien. De rechtbank overweegt dat de onderdelen van het signalement ieder op zich zelf genomen wellicht als weinig typerend kunnen overkomen, maar dat de combinatie van alle kenmerken in samenhang bezien een overtuigend geheel vormen.

De rechtbank overweegt voorts dat sprake is van soortgelijke feiten.

Verdachte hanteert bij de berovingen een werkwijze, die op essentiële punten overeenkomt:

– Alle slachtoffers zijn in het donker van achteren benaderd; de dader heeft zich in alle gevallen slechts gericht op de tas van het slachtoffer;
– Alle berovingen vonden plaats in de vroege avonduren, tussen 18.00 en 20.00 uur;
– Alle slachtoffers zijn vrouwen, voornamelijk oudere vrouwen: Vijf van de zes slachtoffers zijn vrouwen tussen de 54 en 74 jaar oud;
– In alle gevallen heeft de dader alleen geopereerd;
– De dader heeft in alle gevallen stilzwijgend gehandeld;
– In bijna alle gevallen werd kort na de beroving met buitgemaakte passen gepind, dan wel geprobeerd te pinnen.

Daarnaast wijst de rechtbank op het korte tijdsbestek waarin de zes berovingen hebben plaatsgehad, te weten ongeveer twee en een halve week. Daarnaast zijn de plaatsen delict dichtbij elkaar gelegen; de feiten hebben plaatsgevonden op het Buikslotermeerplein, of in de directe omgeving daarvan. De berovingen hangen derhalve ook in geografisch opzicht met elkaar samen.

The post Schakelbewijs bij tasjesroof appeared first on Bewijs in strafzaken.

]]>
https://bewijs-in-strafzaken.nl/schakelbewijs-bij-tasjesroof/feed/ 0
Geldigheid gedragskundige rapportage is 1 jaar https://bewijs-in-strafzaken.nl/geldigheid-gedragskundige-rapportage-is-1-jaar/ https://bewijs-in-strafzaken.nl/geldigheid-gedragskundige-rapportage-is-1-jaar/#respond Tue, 02 Oct 2018 16:48:23 +0000 https://bewijs-in-strafzaken.nl/?p=1638 Als aanvang van de in art. 37, tweede lid, Sr genoemde termijn van een jaar geldt de dagtekening van het daar bedoelde advies, respectievelijk van het eerst uitgebrachte van de daar bedoelde adviezen. Als eindpunt van deze termijn geldt de dag waarop het onderzoek ter terechtzitting dat tot oplegging van de maatregel heeft geleid, overeenkomstig […]

The post Geldigheid gedragskundige rapportage is 1 jaar appeared first on Bewijs in strafzaken.

]]>
Als aanvang van de in art. 37, tweede lid, Sr genoemde termijn van een jaar geldt de dagtekening van het daar bedoelde advies, respectievelijk van het eerst uitgebrachte van de daar bedoelde adviezen. Als eindpunt van deze termijn geldt de dag waarop het onderzoek ter terechtzitting dat tot oplegging van de maatregel heeft geleid, overeenkomstig het bepaalde in art. 270 Sv is aangevangen, onderscheidenlijk opnieuw is aangevangen (HR 25 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL6742, rov. 3.4. Zie voor de PIJ-maatregel HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0518, NJ 2007/302, rov. 4.5. en ECLI:NL:HR:2018:736)

Gebruik niet actuele rapporten

Tegelijk eist de Hoge Raad niet dat de rechter zich bij het vormen van zijn oordeel enkel op actuele adviezen baseert. In HR 5 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0634 oordeelde de Hoge Raad dat de opvatting dat een rapport in een geval ‘waarin de rechter zijn beslissing mede op twee actuele gedragskundige rapporten heeft gebaseerd, slechts in aanmerking genomen mag worden indien het voldoet aan het in art. 37, tweede lid, Sr bedoelde actualiteitsvereiste’ geen steun vindt in het recht. In HR 19 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2743, NJ 2011/198 had het hof vastgesteld dat het op 30 december 2009 uitgebrachte PBC-rapport ten dele was gebaseerd op een eerder PBC-rapport van 13 januari 2006. Vanwege de weigering van de verdachte om daaraan mee te werken kon weliswaar geen volledig psychologisch en psychiatrisch onderzoek worden uitgevoerd, maar de verdachte was wel geobserveerd. Uw Raad oordeelde dat het hof gelet op deze vaststellingen zijn oordeel dat het gebruikte PBC-rapport van 30 december 2009 was aan te merken als een rapport als bedoeld in art. 37a, derde lid, Sr in verbinding met art. 37, tweede lid, Sr toereikend had gemotiveerd. Dat de regel van art. 37, tweede lid, Sr geen strakke verplichting bevat betreffende de wijze waarop het hof zich dient te informeren, volgt ook uit het derde lid van dit artikel, dat in art. 37a, derde lid, Sr eveneens van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. Dat derde lid van art. 37 Sr brengt mee dat het tweede lid bij (kort gezegd) een weigerende observandus buiten toepassing blijft (Vgl. bijvoorbeeld HR 4 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV0404; HR 24 januari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU6776, NJ 2006/108.)

Ik kan mij omstandigheden voorstellen waaronder de ratio van art. 37, tweede lid, Sr, van toepassing verklaard in art. 37a, derde lid, Sr meebrengt dat de rechter, ook al is aan de letter van de bepaling voldaan, een nieuw rapport dient te laten opstellen.

De norm van een jaar is gekoppeld aan de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting. In die norm ligt besloten dat de inhoudelijke behandeling later dan een jaar na het uitbrengen van het rapport kan plaatsvinden. Voor deze formulering van de norm is destijds uitdrukkelijk gekozen, mede in het licht van moeilijkheden die de eerdere, strakkere norm (een half jaar) in de praktijk had opgeleverd (zie Kamerstukken II 1992/93, 22 909, nr. 3, p. 3). Daarbij is als voordeel benoemd dat deze verlenging het mogelijk maakte ‘dat de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging zonder een nader advies zowel in eerste aanleg als in hoger beroep kan worden opgelegd (a.w., p. 4).

Een overschrijding met ruim zeven maanden komt dan niet zo excessief voor dat een nieuwe behandeling reeds om die reden aangewezen is (ECLI:NL:HR:2018:736).
Wanneer de deskundigen ter terechtzitting nog zijn bevraagd als getuige-deskundigen is helemaal voldaan aan het actualiteitsvereiste nu er dan recente informatie is.

The post Geldigheid gedragskundige rapportage is 1 jaar appeared first on Bewijs in strafzaken.

]]>
https://bewijs-in-strafzaken.nl/geldigheid-gedragskundige-rapportage-is-1-jaar/feed/ 0
Vrijspraak mishandeling vanwege onvoldoende bewijs https://bewijs-in-strafzaken.nl/vrijspraak-mishandeling-vanwege-onvoldoende-bewijs/ https://bewijs-in-strafzaken.nl/vrijspraak-mishandeling-vanwege-onvoldoende-bewijs/#respond Wed, 26 Sep 2018 10:36:55 +0000 https://bewijs-in-strafzaken.nl/?p=1636 In mishandelingszaken zien we ook veel vrijspraken, omdat niet voldaan wordt aan het wettige bewijs. Vrijspraak mishandeling, vanwege enkele verklaring van horen zeggen ECLI:NL:RBOVE:2015:5184 Aangeefster beschuldigt verdachte van huiselijk geweld, maar al hetgeen in het proces-verbaal is weergegeven is te herleiden tot één en dezelfde bron (te weten aangeefster). Er is in deze zaak slechts […]

The post Vrijspraak mishandeling vanwege onvoldoende bewijs appeared first on Bewijs in strafzaken.

]]>
In mishandelingszaken zien we ook veel vrijspraken, omdat niet voldaan wordt aan het wettige bewijs.

Vrijspraak mishandeling, vanwege enkele verklaring van horen zeggen

ECLI:NL:RBOVE:2015:5184
Aangeefster beschuldigt verdachte van huiselijk geweld, maar al hetgeen in het proces-verbaal is weergegeven is te herleiden tot één en dezelfde bron (te weten aangeefster). Er is in deze zaak slechts sprake van één getuige, namelijk de buurvrouw. De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte ten laste is gelegd en wordt daarvan vrijgesproken.

The post Vrijspraak mishandeling vanwege onvoldoende bewijs appeared first on Bewijs in strafzaken.

]]>
https://bewijs-in-strafzaken.nl/vrijspraak-mishandeling-vanwege-onvoldoende-bewijs/feed/ 0
Mr. Big Methode – toelaatbaarheid en bruikbaarheid van door de verdachte afgelegde verklaringen tegenover undercover agenten https://bewijs-in-strafzaken.nl/mr-big-methode-toelaatbaarheid-en-bruikbaarheid-van-door-de-verdachte-afgelegde-verklaringen-tegenover-undercover-agenten/ https://bewijs-in-strafzaken.nl/mr-big-methode-toelaatbaarheid-en-bruikbaarheid-van-door-de-verdachte-afgelegde-verklaringen-tegenover-undercover-agenten/#respond Tue, 25 Sep 2018 19:25:39 +0000 https://bewijs-in-strafzaken.nl/?p=1634 De bekentenis van Wim S. tegen een undercoveragent over de moord op zijn vrouw Heidy Goedhart is toelaatbaar als bewijs. Dat is het advies van de advocaat-generaal aan de Hoge Raad (ECLI:NL:PHR:2018:1042). Casus: bekentenis ontfutseld De bekentenis werd Wim S. in 2011 ontfutseld via de omstreden Mr Big-methode, die in de jaren 90 in Canada […]

The post Mr. Big Methode – toelaatbaarheid en bruikbaarheid van door de verdachte afgelegde verklaringen tegenover undercover agenten appeared first on Bewijs in strafzaken.

]]>
De bekentenis van Wim S. tegen een undercoveragent over de moord op zijn vrouw Heidy Goedhart is toelaatbaar als bewijs. Dat is het advies van de advocaat-generaal aan de Hoge Raad (ECLI:NL:PHR:2018:1042).

Casus: bekentenis ontfutseld

De bekentenis werd Wim S. in 2011 ontfutseld via de omstreden Mr Big-methode, die in de jaren 90 in Canada is bedacht. In die politiemethode wordt een moordverdachte langzaam binnengehaald bij een fictieve organisatie, met aan het hoofd een machtige figuur (Mr Big). Deze persoon belooft de verdachte allerlei lucratieve opdrachten, maar dan moet hij wél eerst de bewuste moord bekennen.

Wim S., verdacht van de moord op zijn vrouw Heidy Goedhart in december 2010, deed tegen een undercoveragent in Marbella de ‘biecht van zijn leven’. Later trok hij die bekentenis in. Hij zei dat hij financieel afhankelijk was geworden van de opdrachten die Mr Big hem bood en daarom een moord had bekend die hij niet had gepleegd.

Kritiek tav Mr Big Methode

Rechtspsycholoog Peter van Koppen van de Vrije Universiteit Amsterdam noemt dat advies aan de Hoge Raad ‘heel jammer en onverstandig’. Een bekentenis onder de omstandigheden van de Mr Big methode is ‘joducusbewijs’, aldus Van Koppen. ,,De kernvraag is niet of er ontoelaatbare druk is uitgeoefend, maar of dit een bekentenis oplevert die conform de werkelijkheid is. En die garantie is er niet.”
De Canadese verhoormethode is in verschillende landen toegepast, maar ook weer teruggefloten. In verschillende zaken bleek de verdachte schuld te hebben bekend, waar dat achteraf onjuist bleek te zijn.

(bron: Ad.nl)

The post Mr. Big Methode – toelaatbaarheid en bruikbaarheid van door de verdachte afgelegde verklaringen tegenover undercover agenten appeared first on Bewijs in strafzaken.

]]>
https://bewijs-in-strafzaken.nl/mr-big-methode-toelaatbaarheid-en-bruikbaarheid-van-door-de-verdachte-afgelegde-verklaringen-tegenover-undercover-agenten/feed/ 0
Invloed van drugs en alcohol op verklaringen en delicten https://bewijs-in-strafzaken.nl/invloed-van-drugs-en-alcohol-op-verklaringen-en-delicten/ https://bewijs-in-strafzaken.nl/invloed-van-drugs-en-alcohol-op-verklaringen-en-delicten/#respond Tue, 18 Sep 2018 05:08:23 +0000 https://bewijs-in-strafzaken.nl/?p=1630 Het komt geregeld voor dat de politie te maken krijgt met verklaringen van slachtoffers, verdachten of getuigen die onder invloed verkeerden op het moment van het misdrijf. Vooral bij misdrijven als vechtpartijen, mishandeling en verstoring van de openbare orde in het uitgaanscircuit spelen alcohol en drugsintoxicatie geregeld een rol. Maar ook slachtoffers van bijvoorbeeld aanranding […]

The post Invloed van drugs en alcohol op verklaringen en delicten appeared first on Bewijs in strafzaken.

]]>
Het komt geregeld voor dat de politie te maken krijgt met verklaringen van slachtoffers, verdachten of getuigen die onder invloed verkeerden op het moment van het misdrijf. Vooral bij misdrijven als vechtpartijen, mishandeling en verstoring van de openbare orde in het uitgaanscircuit spelen alcohol en drugsintoxicatie geregeld een rol. Maar ook slachtoffers van bijvoorbeeld aanranding moeten vaak een verklaring afleggen over een gebeurtenis die plaatsvond terwijl ze zelf ook onder invloed verkeerden. Om uit te zoeken wat de aanleiding tot en omstandigheden van een misdrijf waren, is de politie vaak enkel aangewezen op deze verklaringen. In dit hoofdstuk zullen we een overzicht geven van de manier waarop alcohol en verschillende andere drugs de waarneming, het geheugen en daarmee de betrouwbaarheid van verklaringen kunnen beïnvloeden. Ook zullen we ingaan op geveinsd geheugenverlies door intoxicatie en hoe daarmee om te gaan.

Drugs en alcohol en hun invloed op delicten en verklaringen

The post Invloed van drugs en alcohol op verklaringen en delicten appeared first on Bewijs in strafzaken.

]]>
https://bewijs-in-strafzaken.nl/invloed-van-drugs-en-alcohol-op-verklaringen-en-delicten/feed/ 0