Betrouwbaarheid bewijs
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge raad is het aan de rechter, die over de feiten oordeelt en het ten laste gelegde bewezen acht, voorbehouden om, binnen de door de wet getrokken grenzen, van het beschikbare materiaal datgene tot het bewijs te bezigen wat hem uit een oogpunt van betrouwbaarheid daartoe dienstig voorkomt en terzijde te stellen wat hij voor het bewijs van geen waarde acht. Hetzelfde heeft te gelden in het tegenovergestelde geval dat de rechter op grond van de hem voorgehouden selectie en waardering van het bewijsmateriaal tot de slotsom komt dat vrijspraak moet volgen.
Wel zal de rechter ingevolge de laatste volzin van artikel 359, tweede lid Sv bij het vorenstaande een uitdrukkelijk en gemotiveerd standpunt dienen in te nemen over onder meer de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen
Uitsluiting onbetrouwbaar bewijs
Onbetrouwbaar bewijs dient altijd te worden uitgesloten van het bewijs.
De grondslag voor het feit dat onbetrouwbaar bewijs niet dient te worden gebezigd, is te vinden in het streven naar materiële waarheidsvinding en moet aldus niet worden gezien als sanctie op de eventueel onrechtmatige bewijsgaring. De Hoge Raad bepaalt dat indien de betrouwbaarheid van verkregen onderzoeksmateriaal wezenlijk is beïnvloed “het onderzoeksmateriaal (…) reeds om die reden door de rechter buiten beschouwing [zal] worden gelaten.” (Zie: HR 30 maart 2004, LJN AM2533, r.o. 3.6.4. Herhaald in HR 29 januari 2013, LJN BY0816 en LJN BTY2814).
Er dient onderscheid te worden gemaakt tussen de vraag of het bewijs onrechtmatig is verkregen (de onrechtmatigheidsvraag), en de vraag welk rechtsgevolg aan deze constatering moet worden verbonden (de toelaatbaarheidsvraag). Dubelaar heeft aangetoond dat uitsluiting van bewijs wegens onbetrouwbaarheid en onrechtmatigheid nogal eens door elkaar wordt gebruikt. Zie: Dubelaar 2009, p. 93 – 105.
Soorten onbetrouwbaar bewijs
Bewijsmiddelen moeten altijd op de wettelijke voorgeschreven wijze, met inachtneming van alle daarvoor geldende voorschriften en waarborgen, worden verkregen, omdat het bewijsmiddel anders mogelijk onbetrouwbaar is en niet bruikbaar is voor het bewijs. Voor ieder bewijsmiddel gelden weer andere regels en dient op verschillende manieren te worden nagegaan of het bewijsmiddel voldoende betrouwbaar is.