Een vergelijking van confrontatiemethoden: Oslo, video en foto’s
In opdracht van het Ministerie van Justitie werd een experiment uitgevoerd waarin de effectiviteit van drie confrontatiemethoden (statische confrontatie in persoon (Osloconfrontatie), videoconfrontatie en fotoconfrontatie) werd vergeleken. Proefpersonen waren getuige van een geënsceneerde gebeurtenis en moesten later de betrokken persoon met behulp van een van de methoden identificeren.
Uit de resultaten bleek dat de ‘dader’ met alle methoden even vaak correct werd geïdentificeerd. In de selecties waarin hij niet aanwezig was, werd bij de video- en fotoconfrontatie vaker iemand onterecht aangewezen dan bij de Osloconfrontatie. Het maakte voor de juistheid van een oordeel niet uit of de foto’s simultaan of na elkaar werden getoond. Dit resultaat wijkt af van voorgaand onderzoek waarin consistent werd aangetoond dat bij een sequentiële presentatie minder loze alarmen voorkomen. Een mogelijke verklaring voor dit verschil is dat de personen vrij lang in beeld bleven, hetgeen de prestaties kan verslechteren. Een dynamische variant van de videoconfrontatie, waarin de motoriek en mimiek tot uitdrukking kwamen, resulteerde in meer correcte oordelen dan een statische variant. Het is dus zinvol om een getuige zoveel mogelijk ‘cues’ te geven bij de identificatie. Gegeven het feit dat in forensisch onderzoek de kans op een onterechte identificatie zwaar telt, kan op basis van de huidige resultaten worden aanbevolen dat zoveel mogelijk gebruik gemaakt zou moeten worden van de Osloconfrontatie. Bij de keuze voor een bepaalde methode speelt echter niet alleen de effectiviteit een rol, maar ook de kosten en de praktische uitvoerbaarheid. De kosten van een Osloconfrontatie zijn hoog (vooral omdat het inhuren van figuranten veel tijd en geld kost) en de praktische uitvoerbaarheid is relatief laag (deze methode is by. aan locatie en tijd gebonden en moet voor een eventuele nieuwe getuige weer geheel opnieuw opgetuigd worden). Een aanbeveling is derhalve om na te gaan in hoeverre het percentage loze alarmen voor met name de videoconfrontatie gereduceerd kan worden. Belangrijke voordelen van de videoconfrontatie zijn dat het niet aan tijd en plaats gebonden is en dat er meer ‘cues’ getoond kunnen worden (by. postuur, motoriek en context). Dit laatste aspect kan niet alleen een belangrijke rot spelen bij de herkenning van de dader, maar zorgt er ook voor dat de kans dat iemand op voorhand wordt aangewezen, evenrediger over figuranten is verdeeld. Het enige voordeel van een fotoconfrontatie boven een videoconfrontatie betreft de kosten: ook bij een videoconfrontatie is het vinden van figuranten niet eenvoudig, terwijl foto’s direct uit een bestand kunnen worden gehaald. Op termijn is een kostenreductie wellicht te bereiken met behulp van moderne informatietechnologieën.
< Terug naar Confrontatie en herkenning