Getuigenverklaringen en de strafrechter

Artikel ‘Getuigenverklaringen en de strafrechter’ van Dr. M. Jelicic en prof. dr. H.L.G.J. Merckelbach over verhalen van getuigen en hoe ook verzonnen verhalen in ons geheugen kunnen worden geprent alsook hoe dit zich verhoudt tot hervonden herinneringen. Verder gaat het artikel ook over de vraag onder welke omstandigheden getuigen het beste kunnen waarnemen en wat de beperkingen zijn bij waarnemingen.

Getuigenverklaringen en de strafrechter

  • Verhalen van getuigen en de werking van het geheugen
    “Modern hersenonderzoek biedt een verklaring voor hoe zulke geheugenvervormingen kunnen ontstaan. Herinneringen zijn niet als fotografische afbeeldingen in ons brein op afroep beschikbaar. Weliswaar laten ervaringen hun geheugensporen na in het brein, maar deze sporen worden in stukjes gehakt en op verschillende plaatsen van de hersenschors bewaard. Zo worden visuele elementen van een ervaring opgeslagen in de occipitale hersengebieden, auditieve elementen in de temporale gebieden, enzovoort. Bij het opdiepen van informatie moeten de verschillende elementen van een herinnering weer aan elkaar worden geplakt. Dat is wat geheugenpsychologen bedoelen met het reconstructieve karakter van herinneringen. Bij zo’n reconstructie kunnen gemakkelijk ‘weeffouten’ ontstaan.”
  • Hervonden herinneringen
    Een meer aannemelijke verklaring voor hervonden herinneringen is dan ook dat zij de artefacten zijn van goed bedoelde therapeutische manoeuvres zoals hypnose, imaginatie of Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR). Nogal wat therapeuten geloven dat psychische problemen worden veroorzaakt door traumatische jeugdgebeurtenissen. Als deze nare ervaringen niet goed toegankelijk blijken voor de cliënt, krijgt die de opdracht om te speculeren en te fantaseren over trauma’s die zich vroeger zouden hebben afgespeeld. Soms krijgt de cliënt daarbij de expliciete suggestie dat zijn of haar klachten te maken hebben met misbruik door een familielid. Onderzoek heeft laten zien dat imaginatieoefeningen van dit soort een goede opmaat naar pseudoherinneringen vormen.
  • Fouten van rechters
    Een Noorse groep rechtspsychologen onderzocht de kennis van leken, juryleden en strafrechters over het geheugen van ooggetuigen (Magnussen, Melinder, Stridbeck & Raja, 2009). Zij vonden dat deze drie groepen, dus ook rechters, een beperkte kennis bezaten over factoren die de accuraatheid van het geheugen ondermijnen. In zaken waar vooral het geheugen van slachtoffers of getuigen ter discussie staat, is het daarom verstandig om een getuige-deskundige te benoemen. We merken dat ook al op omdat rechtspsychologen heel wat te melden hebben over hoe goed ooggetuigen zich frequenties (hoe vaak is het gebeurd?), de snelheid van voertuigen, de toedracht van ongevallen, of het tijdsverloop (hoeveel tijd zat er tussen X en Y?) kunnen herinneren. Die kennis kan in voorkomende gevallen informatief zijn voor rechters.
    Een andere fout ontstaat als de rechter de verkeerde getuige-deskundige benoemt. Enkele jaren geleden waren wij betrokken bij een strafzaak waarin een getuige-deskundige medicus geruststellende uitspraken deed over de ooggetuigenverklaring van een meisje dat met hoofdletsel op een intensive care lag (Merckelbach & Jelicic, 2007). Zij kreeg medicijnen die het geheugen beïnvloeden, maar werd toch door de politie verhoord. De medicus sloeg de plank volledig mis toen hij ter zitting verklaarde dat er niet getwijfeld hoefde te worden aan de verklaring van het meisje. Zijn misplaatst optimisme had alles te maken met zijn gelimiteerde kennis van de uitgebreide vakliteratuur over het geheugen van patiënten met hersenletsel. Daarom: als de herinneringen van ooggetuigen of slachtoffers de voornaamste inzet van de strafrechtelijke besluitvorming dreigen te worden, is het wijs om in elk geval ook experts met een rechtspsychologische achtergrond als deskundige te benoemen. Het stellen van verkeerde vragen aan de juiste getuigedeskundige is de derde fout die rechters kunnen maken. In zijn afscheidsrede aan de Universiteit Maastricht merkte Hans Crombag (2000) op dat de opdracht aan een getuige-deskundige soms te eenzijdig is. Hij gaf het voorbeeld van een deskundige die, in het geval van verschillende getuigen die elkaar tegenspreken, opdracht krijgt om de geloofwaardigheid van een bepaalde getuige te onderzoeken. In zulke gevallen zou de getuige-deskundige eigenlijk gevraagd moeten worden om de verklaringen van de verschillende getuigen tegen elkaar af te wegen. Omdat rechters soms verkeerde vragen stellen aan getuige-deskundigen, pleit Crombag voor meer overleg tussen rechters en deskundigen.
< Terug naar Getuigenverklaringen
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden