Verdenkingscriterium bijzondere opsporingsbevoegdheden
Alleen het verdenkingscriterium op basis waarvan de in de titels IVa en V opgenomen bevoegdheden kunnen worden toegepast, verschilt. In titel IVa is voor alle bevoegdheden als verdenkingscriterium opgenomen: een op feiten of omstandigheden gebaseerd redelijk vermoeden dat een strafbaar feit is begaan, terwijl in titel V als verdenkingscriterium is opgenomen: een op feiten of omstandigheden gebaseerd redelijk vermoeden dat in georganiseerd verband misdrijven worden beraamd of gepleegd als omschreven in art. 67 lid 1 Sv, die gezien hun aard of samenhang met andere misdrijven die in dat georganiseerd verband worden beraamd of gepleegd een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren.
Het criterium van de betrokkenheid bij het georganiseerde verband moet worden onderscheiden van de criteria die gelden voor de deelneming aan een criminele organisatie (art. 140 Sr). Voor strafbaarheid van deelneming aan een criminele organisatie is vereist dat deelgenomen is aan een organisatie die als oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Voor het begrip organisatie wordt beslissend geacht dat sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van meerdere personen.
Blijkens de wetsgeschiedenis mogen de bijzondere opsporingsbevoegdheden niet worden toegepast met de uitsluitende bedoeling om de informatiepositie van de politie te verbeteren. De inzet van de opsporingsbevoegdheden moet een strafvorderlijk doel dienen.