Waarschijnlijkheidsoordelen in NFI-rapporten
Wanneer deskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) een rapportage opstellen ten behoeve van de rechtbank, wordt de conclusie tegenwoordig in toenemende mate gesteld in termen van aannemelijkheidsverhoudingen (de zogeheten ‘logisch correcte methode’). Een voorbeeld naar aanleiding van gezichtsvergelijkend onderzoek, waarbij beelden van een beveiligingscamera worden vergeleken met een foto van de verdachte, luidt: ‘De bevindingen van het onderzoek aan de hand van het geselecteerde beeldmateriaal zijn veel waarschijnlijker als de daarop afgebeelde persoon dezelfde persoon is als de persoon op de pasfoto, dan als het een andere persoon betreft.’ In deze studie is experimenteel onderzocht of deze nieuwe methodiek begrepen wordt door hen die met zulke rapporten werken, welke fouten er toch worden gemaakt, en of het begrip dat men meent te hebben van de rapportages overeenkomt met de feitelijke mate van begrip.
Er is een voorstudie verricht onder studenten. Het hoofdonderzoek is gehouden onder 118 strafrechters, 69 strafrechtadvocaten en 99 medewerkers van het NFI, die een tweetal rapporten te lezen kregen en hun interpretatie daarvan gaven. Zeven vragen over wat de rapporten zouden verwoorden, werden aan de proefpersonen voorgelegd. De rechters en advocaten wisten het juiste antwoord op gemiddeld 4,3 vragen, maar ook de mensen van het NFI zelf komen gemiddeld niet boven de 5,2 goede antwoorden uit.
Fouten in bewijswaarde
Fouten als de zogeheten prosecutor’s fallacy (drogreden van de aanklager) komen veelvuldig voor. De respondenten menen daarentegen zelf in het algemeen de rapporten goed te begrijpen. Er is sprake van een kennisoverschatting: vermeend begrip overstijgt feitelijk begrip. Terwijl ook individuele stellingen overwegend correct geïnterpreteerd werden, constateren wij dat vooral door rechters en advocaten te veel interpretatiefouten worden gemaakt om van goed begrip van de conclusies te kunnen spreken. Die bevinding kwalificeren wij als ‘zorgelijk’. Immers, waar rechters de conclusies in deskundigenrapportages nogal eens geheel of gedeeltelijk verkeerd begrijpen – zonder zich daarvan bewust te zijn – kunnen zij het vormen van een overtuiging over het tenlastegelegde niet optimaal vervullen. Dat betekent uiteraard niet dat hierdoor op grote schaal ten onrechte wordt veroordeeld of ten onrechte wordt vrijgesproken. Hoe vaak onbegrip tot andere beslissingen leidt dan die welke zouden zijn genomen wanneer de rechter de rapportage wel correct zou hebben geïnterpreteerd, is onbekend. Dat is hier niet onderzocht. Maar het staat natuurlijk buiten kijf dat de kwaliteit van de strafrechtspleging erbij gebaat is als conclusies worden begrepen zoals deze door de deskundigen zijn bedoeld. Mutatis mutandis geldt deze overweging ook voor andere betrokkenen in de rechtszaal, wier taak het is de rechter voor te lichten (deskundigen), respectievelijk de betekenis van het bewijsmiddel voor hun cliënt naar waarde te schatten (advocaten).
< Terug naar Schoenspoor
< Terug naar Stemherkenning