Beoordelingskader schakelbewijs

Met de term schakelbewijs pleegt te worden aangeduid een bewijsvoering waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de - uit één of meer bewijsmiddelen blijkende - omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was; Van schakelbewijs is sprake wanneer de rechter het bewijs van het te bewijzen feit mede aanneemt op grond van andere, soortgelijke feiten.
De handelingen die aan het te bewijzen feit en de andere feiten ten grondslag liggen vertonen dan een zo grote overeenkomst dat het bewijs van het eerste feit mag worden afgeleid uit de overeenkomst met de andere feiten. De bewijskracht van het bewijsmateriaal ligt dan in de gelijksoortige modus operandi die het zeer waarschijnlijk maakt dat het te bewijzen feit zich op dezelfde wijze heeft voltrokken als de reeds bewezen feiten (Vgl. mA-G Vegter in zijn conclusie van 16 september 2014, ECLI:NL:PHR:2014:2083)
De Hoge Raad acht het gebruik van schakelbewijs in een bewijsconstructie – onder omstandigheden – geoorloofd. Het draait dan doorgaans om de redengevendheid van het bewijsmiddel, dat immers betrekking heeft op een ander feitelijk gebeuren dan het ‘te bewijzen’ voorval. Maar uit de uitspraak van de feitenrechter kan bijvoorbeeld blijken dat er bij het andere feit sprake is geweest van “een werkwijze die op essentiële punten overeenkomt met de werkwijze die is gevolgd bij het bewezenverklaarde feit”. (HR 15 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB5370, NJ 2008/61)
Dan is het bewijs van het ene feit mede redengevend voor het andere. Uit het cassatie-arrest in de zaak van Lucia de B. volgt dat ook de context waarbinnen de feiten zich hebben afgespeeld betrokken mogen worden bij de vraag of sprake is van overeenkomstige modus operandi. (HR 14 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU5496, NJ 2007/345, rov. 6.3.2)

Zie ook: Vgl. H.A. Demeersseman, ‘Mogelijkheden voor gebruik van schakelbewijs’, Trema 2009, p. 149 e.v., B. de Wilde, ‘Schakelconstructies in bewijsmotiveringen’, DD 2009, 42, p. 563 e.v. en G.J.M. Corstens, Het Nederlands Strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2014, p. 806.

Bij schakelbewijsconstructie is een bewijsmiddel voldoende; wel op essentiële punten overeenkomst

Bij de schakelbewijsconstructie is het niet vereist dat voor tenminste een bewijsmiddel ook ondersteuning te vinden is in ander bewijs. De schakelbewijsconstructie kan bestaan uit verschillende bewijsmiddelen die aan elkaar worden geschakeld, zonder dat iedere schakel wordt ondersteund door ander bewijs.

Dit volgt uit HR 12 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3118:
"Met de door het Hof gebezigde term schakelbewijs pleegt te worden aangeduid een bewijsvoering waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de - uit één of meer bewijsmiddelen blijkende - omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij is ten minste vereist dat de wijze waarop de onderscheidene feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt. Geen steun in het recht vindt echter de opvatting dat voor een dergelijke bewijsvoering moet worden vastgesteld dat tot de bewezenverklaring van in elk geval één van de feiten kan worden gekomen zonder dat daarvoor mede bewijsmiddelen worden gebezigd die betrekking hebben op een ander feit."

 

Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden