Onderscheid en keuzemogelijkheid tussen titel IVa, V en Vb Sv.
In de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden wordt onderscheid gemaakt voor de inzet van de verschillende bevoegdheden
(Kamerstukken II 25403, nr. 3 (MvT Wet Bob):
1. Bevoegdheden voor opsporing van misdrijven (titel IVa Sv. - artt. 126g t/m 126ni Sv.)
Het gaat hier om de klassieke opsporingsbevoegdheden van ons wetboek van strafvordering. Deze klassieke opsporingsbevoegdheden mogen slechts worden gebruikt voor het onderzoek naar een of enkele misdrijven (de traditionele opsporing).
Bij de inzet van de klassieke opsporingsbevoegdheden richt het onderzoek zich met name op de verdachte, die alleen voorwerp van onderzoek is. Het kan zijn dat daarbij ook anderen worden onderzocht om zeker te krijgen wie de verdachte is en wat zijn rol precies was, maar in beginsel gaat het alleen om die verdachte.
2. Bevoegdheden onderzoek beramen of plegen ernstige misdrijven in georganiseerd verband (titel V - artt. 126o t/m 126ui Sv.)
De bevoegdheden van titel V worden toegepast om vast te stellen wie binnen een georganiseerd verband misdrijven pleegt en/of beraamt en wie er bij dat georganiseerde verband betrokken zijn. In tegenstelling tot de bevoegdheden van titel IVa mogen de opsporingsbevoegdheden van titel V worden gebruikt voor het onderzoek naar een complex van feiten en personen. Hier richt het onderzoek zich dan ook op alle personen (verdachten en (nog) geen verdachten) die bij het georganiseerd verband betrokken zijn, teneinde zicht te krijgen in dat georganiseerd verband en de daarbinnen gepleegde misdrijven.
Ontstaat bij de toepassing van de bevoegdheden van titel V een redelijk vermoeden van schuld dat een bepaalde verdachte een of meerdere misdrijven heeft begaan, dan kunnen de identieke bevoegdheden van titel IVa worden ingezet, waarvoor minder strenge eisen gelden. In de Memorie van Toelichting wordt daartoe uiteengezet dat een onderzoek naar de georganiseerde criminaliteit doorgaans zal beginnen op basis van bevoegdheden van titel V. Als dit succesvol blijkt en het doel van het onderzoek wordt verlegd naar het vaststellen van de waarheid omtrent inmiddels getraceerde misdrijven, dan ligt het in de rede nieuwe bevelen tot het hanteren van opsporingsbevoegdheden te baseren op titel IVa.
De opsporing is gebonden aan het doel strafvorderlijke beslissingen te kunnen nemen. Indien het niet te verwachten is dat onderzoek op basis van titel V nogz al leiden tot een bijdrage aan strafvorderlijke beslissingen, dan dient het te worden gestaakt. De zware opsporingsbevoegheden van titel V mogen namelijk uitsluitend worden ingezet ten behoeve van strafrechtelijke afdoening van delicten en niet het verbeteren van de informatiepositie van politie en justitie.
> Meer informatie opsporingsbevoegdheden titel V (georganiseerde criminaliteit)
3. Bevoegdheden opsporing terroristische misdrijven (titel Vb - artt. 126za t/m 126zs Sv.)
In titel Vb zijn de bevoegdheden voor de opsporing en vervolging van terroristische misdrijven geregeld. Bijzonder is dat voor de inzet van opsporingsbevoegdheden slechts aanwijzingen voor een terroristisch misdrijf vereist zijn.