Voorwaarden bevel opname telecommunicatie
In een bevel opnemen van (tele)communicatie zal het misdrijf en de naam of een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de verdachte vermeld moeten worden. In geval van art. 126t Sv zal een omschrijving gegeven moeten worden van het georganiseerd verband in plaats van de naam of aanduiding van de verdachte. Daarnaast zal in het bevel zo mogelijk het nummer of een andere aanduiding waarmee de individuele gebruiker van de communicatiedienst wordt geïdentificeerd alsmede, voor zover bekend, de naam en het adres van de gebruiker vermeld moeten worden. In het bevel kan slechts één te tappen nummer worden opgenomen. Dit geldt niet in het geval er sprake is van een ISDN-lijn waarbij er sprake is van een hoofdnummer en onderliggende nummers.
In het bevel opnemen van (tele)communicatie en de vordering medewerking dient de naam van de officier van justitie vermeld te worden die het bevel en de vordering, al dan niet namens de zaaksofficier van justitie, heeft getekend.
In geval van dringende noodzaak kan de officier van justitie een mondelinge vordering doen aan de rechter-commissaris. De officier van justitie zal hierop – ter bevestiging van de mondeling gedane vordering – een schriftelijke vordering moeten indienen bij de rechter-commissaris. Het mondelinge bevel van de officier van justitie zal binnen drie dagen op schrift moeten worden gesteld en worden verstrekt aan de betreffende aanbieder. Bij het vaststellen van de dag waarop het mondeling afgegeven bevel schriftelijk bevestigd moet worden, geldt als uitgangspunt dat de dag van afgifte van het mondelinge bevel niet meetelt en dat daarna in werkdagen geteld moet worden.
De officier van justitie zal er op moeten toezien dat de datum van de mondelinge machtiging van de rechter-commissaris op een juiste wijze is opgenomen in de door hem verstrekte schriftelijke machtiging. Deze datum moet overeenstemmen met de datum waarop de tap daadwerkelijk is gaan lopen.
Proces-verbaal opmaken
Op grond van de artt. 126m/126t lid 8 jo 126l/126s lid 8 Sv zal de opsporingsambtenaar die belast is met het uitluisteren of uitlezen (in geval van een IP/e-mailtap) van de op te nemen (tele)communicatie binnen drie dagen proces-verbaal op moeten maken. Dit voorschrift heeft geen verdere strekking dan dat binnen genoemde termijn in een proces-verbaal wordt gerelateerd dàt is afgetapt en opgenomen, in welke zaak dit is gebeurd en welke persoon het betreft. Dit betekent dus niet dat de opgenomen (tele)communicatie binnen deze drie dagen ook daadwerkelijk door de opsporingsambtenaar moet zijn uitgewerkt in een proces-verbaal.
Opname vertrouwelijke communicatie
De in artt. 126m/126t Sv opgenomen bevoegdheid om, zonder medeweten van een aanbieder, (tele)communicatie op te nemen die plaatsvindt via een geheel of gedeeltelijk besloten communicatie-netwerk of -dienst vertoont (enige) overeenkomsten met de bevoegdheid tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie (artt. 126l/126s Sv). Omdat de bevoegdheid tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie meer ingrijpend en risicovol is dan de bevoegdheid tot het opnemen van telecommunicatie, geldt als uitgangspunt dat de bevoegdheid tot het opnemen van telecommunicatie wordt toegepast indien kan worden volstaan met de inzet van deze bevoegdheid.