Infiltratie
Van infiltratie is sprake als op bevel van de officier van justitie in het belang van het onderzoek wordt deelgenomen aan of medewerking wordt verleend aan een groep van personen waarbinnen misdrijven worden beraamd of gepleegd (MvT 25403, nr. 3, punt 3.3)
Wettelijk kader infiltratie
Infiltratie als opsporingsbevoegdheid is op meerdere plaatsen in de wet geregeld:
Wettelijke basis | Wie? | Voorwaarden | Bijzonderheden |
art. 126h Sv. | Opsporingsambtenaren |
|
|
art. 126p Sv. | Opsporingsambtenaren |
|
|
art. 126ze Sv. | Opsporingsambtenaren |
|
|
art. 126w Sv. | Burger |
|
|
art. 126p Sv. | Burger |
|
|
art. 126ze | Burger |
|
De bevoegdheid tot infiltratie omvat tevens de bevoegdheid tot pseudokoop of pseudodienstverlening (Kamerstukken II, 25403, nr. 3, punt 3.4)
Vereisten infiltratie
Voor infiltratie (artt. 126h en 126w Sv) is vereist dat medewerking wordt verleend aan een groep van personen, waarbinnen zeer ernstige misdrijven worden beraamd of gepleegd. Er worden geen specifieke eisen gesteld aan de groep, dit kan ook een netwerk zijn of een legale organisatie waarbinnen een groep van personen zeer ernstige misdrijven beramen of plegen. Als het gaat om infiltratie in het kader van een onderzoek naar het beramen of plegen van zeer ernstige misdrijven in georganiseerd verband (artt. 126p en 126x Sv) dan geldt aanvullend het vereiste van een redelijk vermoeden dat in georganiseerd verband zeer ernstige misdrijven worden beraamd of gepleegd. Hiermee wordt gedoeld op een verband waarin op stelselmatige wijze dergelijke misdrijven worden beraamd of gepleegd. Er worden geen specifieke eisen gesteld aan de duurzaamheid of structuur van het verband. Bij het onderzoek naar het beramen of plegen van zeer ernstige misdrijven in georganiseerd verband (Titel V) wordt namelijk niet de opheldering van een concreet misdrijf beoogd maar het in kaart brengen van het georganiseerde verband dat die misdrijven beraamt of pleegt. Het gaat om een vermoeden van ‘betrokkenheid bij’.
Het deelnemen of medewerking verlenen aan een criminele groep kan van binnenuit de organisatie of van buitenaf plaatsvinden. In dit laatste geval kan worden gedacht aan dekmantelbedrijven (store-fronts) die door of vanwege de politie worden opgezet met de bedoeling om bepaalde faciliteiten aan te bieden aan de criminele groep, zoals transportmiddelen of geldwisselmogelijkheden.
Infiltratie door opsporingsambtenaren of door burgers dient altijd eerst ter toetsing voorgelegd te worden aan de CTC en ingevolge artikel 140a Sv. dient het college van P-G vooraf en schriftelijk in te stemmen met de infiltratie door een burger of met een wijziging of verlenging daarvan. Het college dient daarbij ingevolge art. 131 lid 5 Wet RO zijn voorgenomen beslissing aan de Minister voor te leggen.
Talloncriterium
Bij de uitvoering van de infiltratie mogen de deelnemers aan de geinfiltreerde groep niet worden gebracht tot andere strafbare feiten dan waarop diens opzet reeds tevoren was gericht. Dit wordt ook wel het talloncriterium genoemd.
> Meer informatie Talloncriterium
N.B. Uitlokking door een burgerinfiltrant hoeft echter niet in de weg te staan aan het oordeel dat een verdachte door een dergelijk optreden niet is gebracht tot andere strafbare feiten dan waarop zijn opzet reeds was gericht (HR NJ 2001, 218).
Niet uitsluitend om informatiepositie te verbeteren
De bevoegdheid tot infiltratie mag niet worden toegepast met het uitsluitende doel om de informatiepositie in een bepaald onderzoek te kunnen verbeteren. De inzet van deze bevoegdheid moet een strafvorderlijk doel dienen. In de memorie van toelichting valt wel te lezen dat politiële infiltratie zowel gericht kan zijn op het in kaart brengen van de criminele organisatie als op de verzameling van bewijsmateriaal (Kamerstukken II, 25403, nr. 3, punt 3.3).
Burgerinfiltratie
Burgerinfiltratie (artt. 126w/126x / 126zu Sv) is slechts toegestaan indien een bevel tot politiële infiltratie (artt. 126h/126p Sv) in redelijkheid niet kan worden gegeven (subsidiariteiteis). De officier van justitie kan tot het oordeel komen dat een bevel politiële infiltratie in redelijkheid niet kan worden gegeven in het geval de infiltrant een zeer specifieke deskundigheid of positie nodig heeft om geloofwaardig te kunnen opereren in het criminele milieu, terwijl de politie niet beschikt over een opsporingsambtenaar met een dergelijke deskundigheid of positie.
> Meer informatie burgerinfiltratie
Samenloop met andere opsporingsbevoegdheden (werken onder dekmantel)
De wettelijke basis voor infiltratie kent samenloop met andere opsporingsbevoegdheden waarbij onder dekmantel wordt gewerkt:
- Stelselmatig inwinnen van informatie (door een burger) (artt. 126j/126qa/126v Sv)
De bevoegdheid tot (burger)infiltratie sluit die van stelselmatige informatie-inwinning in. - (Burger)pseudo-koop of -dienstverlening (artt. 126i/126q en artt. 126ij/126z Sv)
De bevoegdheid tot (burger)infiltratie omvat de bevoegdheid van (burger)pseudo-koop- en dienstverlening. Het doen van een pseudo-koop of het verlenen van een pseudo-dienst kan namelijk plaatsvinden als een vorm van deelnemen of medewerking verlenen aan een criminele groepering. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een vertrouwensaankoop. In zo’n geval is dan ook geen apart bevel pseudokoop of -dienstverlening nodig of, in geval van burgerpseudokoop of -dienstverlening, een aparte overeenkomst met de burger. Wel zal in het bevel politiële infiltratie of de overeenkomst burgerinfiltratie, bij de omschrijving van de wijze waarop aan het bevel of de overeenkomst uitvoering wordt gegeven, vermeld moeten worden dat de bevoegdheid tot pseudokoop of -dienstverlening mag worden toegepast. Opmerking hierbij verdient dat voor het verrichten van pseudokopen tijdens een infiltratietraject wel de afzonderlijke toestemming van het College, na advies van de CTC, is vereist.